Perronkappen

Beschutting voor de reizigers in "Boulroie"

Dit verscheen als artikel in Modelspoormagazine 63 en 64. Meer tekst en foto's vind je daar...

Een overkapping aan een perron geeft een modelstation wat extra dimensie. Op mijn reizigersstation zijn perrons, net als in het echt, gebogen. De perronkappen moeten dan ook die vorm volgen. Zoiets bouwen leek me wel een uitdaging. Het resultaat is een uitgebreide bouwbeschrijving.


We maken hier het type perronkap met stalen vakwerkbalken, zoals we varianten ervan vinden in Schaarbeek, Antwerpen-Oost, Oostende, Gent,… en zoals er vroeger nog heel wat meer bestonden. Omdat dit type vaak voorkomt, leek het me een reden te meer om precies dit soort perronkap weer te geven in model.

Zoals de foto’s tonen zijn dergelijke overkappingen prachtige bouwsels. Dergelijke kappen namaken is echter niet zo eenvoudig. De samengestelde vakwerkbalken, de steunpalen uit samengeklonken profielen, … zijn uitdagingen, die met diverse modelbouwtechnieken zullen moeten aangepakt worden.


De tekening toont de steunpaal. De totale breedte is niet kritisch, maar dient aangepast te zijn aan de maximale breedte van je perron. Maak je moedermodel 1cm smaller dan je grootste perronbreedte. Ook de totale hoogte van de steunpaal hangt af van je perronhoogte. Die moet in H0 48mm boven de bovenkant van de spoorstaven zijn.

De paal zelf starten we vanuit een plaatje styreen van 1mm dik. Voor de sokkel van de paal nemen we 4 stukjes styreen van 8x7mm, 1 mm dik, waarin we centraal een sleufje maken van 1 op 5mm.
.

De steunpaal zelf wordt voorzien van enkele strips klinknagel-immitatie. De randen van de paal bestaan uit twee strips. We kleven eerst de binnenste strips, met de klinknagels gericht naar de binnenkant van de steunpaal.

Na goed uitharden van de eerste laag kleven we een tweede strip met opnieuw twee rijen klinknagels boven op de eerste, ditmaal met de klinknagels naar buiten gericht. Bovenaan de steunpaal hoeft geen klinknagelimitatie.


Omdat we een veelvoud van dergelijke palen nodig hebben, loont het zeker de moeite om er een siliconenmal voor te maken.Op de foto zie je de twee malhelften, en een afgietsel zoals het ruw uit de mal komt. Ook het kleine kopstukje is mee afgegoten, langs een extra aftakkend gietkanaal.

Voor de zitbanken kiezen we voor het oude model: de zeer lange, houten banken. We maken een lange bank, die we daarna op maat kunnen inkorten. Uit 0,3mm dunne styreen maken we een L-vormig profiel van 5 op 11 mm, waarop we driehoekige steuntjes lijmen.


De geïmiteerde planken kunnen nu aangebracht worden. Lijm eerst het zitgedeelte aan het korte eind van het daarnet gemaakte L-profiel. Na uitharden kan de rugleuning tegen de steuntjes gekleefd worden. Nu kunnen we van dit moedermodel een mal gieten.

Deze mal is enkelzijdig, dus een stuk eenvoudiger om te maken. Met giethars maken we op deze manier zoveel banken als we maar willen. Dit soort bank is trouwens ook elders te gebruiken .


De steunbalk opbouwen uit styreen is een mogelijkheid. Het resultaat is ongetwijfeld mooi, maar zéér arbeidsintensief. We gaan de balken daarom samenstellen uit geëtste delen. Na het etsen horen we een dergelijk resultaat te hebben. Bij het etsen van dergelijke grote platen is het belangrijk om dit zo gelijkmatig mogelijk te doen.

Uit de geëtste plaat knippen we drie onderdelen voor de steunbalk: twee horizontale gegleufde strips en het verticale vakwerkdeel. Drie balken zullen telkens een dakdeel ondersteunen, een volledig rechte balk in het midden en twee taps toelopende balken aan de zijkanten.


We solderen deze delen aan elkaar. Het vakwerkdeel past netjes in de gleuf van de horizontale strip. De afbeeldingen toont een taps toelopende steunbalk. We solderen eerst het middengedeelde van deze strip vast aan het vakwerkdeel, om daarna de uiteinden met een tangetje de strip in vorm te plooien. Hierna kan ook de tapse punt vastgezet worden.

Op niet al te veel tijd maak je zo heel wat balken. De foto toont drie aldus gesoldeerde balken, goed voor één dakdeel. Ze moeten enkel nog grondig gereinigd worden (in heet water en zeep) alvorens ze gebruikt kunnen worden.
.

Omdat onze kappen met de perrons meebuigen, dienen we de maat te nemen op de baan zelf. Hiervoor gebruiken we enkele vellen gewoon papier die we met wat schilderstape op de perrons bevestigen. De perronranden zijn een eerste belangrijke maat die we moeten nemen. Hiervoor plooien we het papier voorzichtig langs de perronboorden.

Met een zacht potlood kunnen we vervolgens de geplooide randen markeren. We meten vervolgens de plaatsen af waar de steunpalen zullen komen, op een tussenafstand van 12cm: de lengte van de vakwerkbalken. De dwarsbalken van deze palen lopen haaks op de perronboorden, dus die lijn kunnen we alvast tekenen.


Het midden van de paal komt uiteraard in het midden van het perron. We meten dat midden af, en boren ineens ook een fijn gaatje in het perron, waardoor we later de stroomdraden kunnen voeren. Omdat op deze baan ook bovenleidingmasten zullen geplaatst worden, markeren we daar meteen ook de plaatsen voor. Ook deze plaatsen worden zowel op het papier getekend als met een boortje in het perron zelf gemarkeerd.

Voor het dak van de kappen gebruiken we 1mm dik styreen, met een plankenimitatie. Dwars op de planknaden snijden we enkele 125mm brede stroken af. Nu kunnen we onze papieren mal van de baan nemen, en overbrengen op een snijmat. Onze papieren mal kleven we met tape aan één lange zijde vast op een snijmat, zodat we hem in de lengterichting scharnierend over de snijmat kunnen gebruiken.


Van onze dakplaten snijden we nu trapeziumvormige stukken. Met de plankenimitatie naar onderen gericht, kunnen we de schuine maten afnemen van onze papieren mal. De schuine zijden horen de lijn van onze toekomstige steunpalen te volgen. Deze delen kunnen we nu netjes uitgelijnd op hun plaats onder de papieren mal leggen en fixeren met wat schilderstape.

We klappen de papieren mal terug en markeren de hartlijnen van de kapdelen door met een scherp mes doorheen de mal op de styreenplaat een streepje te trekken. Zo kunnen we op de dakdelen zelf het midden licht insnijden, alsook de gootbreedte: 3mm aan beide zijden van de hartlijn. Voorlopig breken we het styreen nog niet door.


De plaats voor de doorvoer van de bovenleidingmasten moet nog gemarkeerd worden. Doorheen de papieren mal kunnen we met een krasnaald het gat markeren. De vorm markeren we door op de juiste plaats met een hamer een stevige tik op een H-profiel te geven.

De vier hoeken van het te maken gat kunnen we met een fijn (0,8mm) boortje voorbereiden. Door met datzelfde boortje op lage snelheid langs een lat te “frezen”, verkrijgen we de sleuven tussen de gaten. Op die manier bekomen we een mooi passend H-vormig gat.


Als laatste bewerking met de papieren mal dienen we de ronding van de perronboord over te brengen.Om de vorm mooi glooiend te krijgen, kleven we langs de perronranden met wat stukjes tape een verende staaldraad vast op de papieren mal. Langs deze staaldraden kunnen we nu het styreen doorheen het papier en de tape insnijden.

Het is geen slecht idee om, alvorens de delen van de snijmat te verwijderen, deze eerst te merken. Zowel de boven- als de onderzijde en het gootgedeelte moet een herkenbare aantekening krijgen. Nu kunnen we de dakdelen volgens de snijlijnen breken.
.

We beginnen het lijmwerk met dwarse verbindingen. We lijnen alles precies uit, en fixeren de delen met wat tape op de snijmat. Een stripje styreen van 2mm breed en 0,5mm dik wordt nu over elke dwarse naad gekleefd. Aan de uiteinden van het dak komen nog 1cm brede lattenstrips, die we op dezelfde manier bevestigen.

Eens deze lijmverbinding uitgehard, snijden we de strips door ter hoogte van de dakgoot, zodat we nu drie langwerpige dakdelen hebben: twee dakdelen en de dakgoot in het midden. Met lange styreenstrips van 2,5 op 1mm maken we de verticale delen van de dakgoot. Deze lijmen we aan de dakdelen, vlak met de bovenzijde van de lattenplaat en licht hellend naar buiten toe.


Waar er een bovenleidingmast langs de dakgoot komt, maken we met een scherp mes een gleufje in deze verticale lat. Vervolgens kan de bodem van de dakgoot gelijmd worden, zodat het dak zijn naar binnen hellende vorm krijgt. In het midden en langs de zijkanten van deze bodemplaat brengen we extra 2 x 0,5mm styreenstrips aan.

Tussen elke daksteun komen een tiental steunbalkjes voor de langslatten. Om een evenredige tussenruimte uit te meten maken we gebruik van een elastiekje: licht opgespannen op een meetlat markeren we dat elastiekje om de centimeter. Hierna klemmen we dit op ons werkstuk, en door het aan elastiekje aan te spannen krijgen we een mooie gelijke verdeling, die we kunnen aftekenen.


Op de planken kunnen we nu gemakkelijk de balkjes op de juiste plaats lijmen. Dit zijn 1 x 0,75 strips. Eens de lijm goed uitgehard is, kunnen we de uitstekende randen afsnijden en vervolgens de gehele zijkant van de dakplaat met een schuurpapiertje bijwerken. Langs de uiteinden van het dak kan nu een lange lat aangebracht worden. Dit is een styreenstrip van 3 x 0,5. We kleven die gelijk met de zopas aangebrachte balkjes.

Helemaal zeker van de aard van de dakbedekking zijn we niet, maar we hebben een sterk vermoeden dat dit meestal roofing is. Roofing wordt overlappend gelegd in de richting van de waterstroom, dus dit wordt voor ons dak in dwarse richtingen. Schilderstape geeft een goede imitatie van de structuur van roofing, is dun genoeg, goedkoop en gemakkelijk te verwerken.We kleven stroken langs vooraf aangebrachte markeringen.


Aan de kopse zijden van het dak brengen we vervolgens nog het houtwerk aan met behulp van dezelfde soort styreenstrips die we eerder gebruikten bij de zijkanten van het dak. Ter hoogte van de dakgoot kleven we nog een extra stukje. Ter afwerking van de dakbedekking kunnen we nu rond het hele dak nog enkele strips styreen van 0,5 x 1mm kleven. In de hoeken worden die in verstek gesneden, zodat ze mooi passend aansluiten.

De dakrand kan waar nodig bijgewerkt worden met wat plamuur. Omdat de dwarse balken van onze eerder in giethars gemaakte palen te lang zijn, korten we ze nog eerst af met een fijn zaagje. Dit doen we op 4mm van de dakrand. Secondenlijm in gel is de beste keuze om deze palen aan het dak te kleven.


De kopse zijden van de steunpalen worden verbonden met een plat U-profiel. Dit stellen we zelf samen uit een strip styreen van 4x0,5 dat we boven en onder voorzien van 0,25 x 1mm strips. Ter verfraaiing plaatsen we ter hoogte van de steunpalen nog een stukje styreen met imitatie klinknagels. Onze geëtste en gesoldeerde vakwerkbalken kunnen vervolgens met wat secondenlijm geplaatst worden.Op de kopse uiteinden van de perronkap plaatsen we nog onze in giethars afgegoten balkuiteinden.

In een plaatje afvalstyreen van 1mm dik kerven we een haaks raster van 4x4mm, om op één lijn 2mm-gaatjes te boren en op de andere lijn 5mm-gaatjes. Op een gelijkaardige wijze krassen we een ander stukje styreen in met een 5x5mm raster, waarbij we 7mm grote gaten boren. Op die wijze ontstaan kwartronde steuntjes. De kleinere stukjes steunen de dakgoot en lijmen we langs de middelste vakwerkbalk. De grote kwartronde steuntjes dragen de middelste vakwerkbalk en worden aangebracht tegen de gegoten steunbalken. Ons dak is nu – na een grondige reiniging - klaar voor een eerste laag met de airbrush. We kiezen voor de tint “Concrete” van PolyScale


Tussen sommige steunpalen plaatsen we een beschuttende muur met een zitbank aan beide zijden. Uit een 0,5mm dunne glasheldere bouwplaat snijden we een stuk van 28mm hoog en 12cm breed. We kleven afgedrukte zelfklevers, uitgelijnd met de bovenzijde, aan weerszijden van deze plaat. We snijden het raamwerk weg, zodat alleen stickertjes ter hoogte van het glas overblijven.

We verven nu het raam aan beide zijden met de airbrush. We gebruiken dezelfde kleur als voor de perronkap. Eens de verf wat uitgehard is kunnen de stickertjes verwijderd worden. We houden nu een mooi raamwerk over. Op het glas kunnen nog lijmresten van de zelfklevers zitten. Deze zijn te verwijderen met een stukje afvalstyreen.


Met een scherp hobbymes en sleutelvijltjes kan de muur nu bijgewerkt worden, zodat hij precies tussen de steunpalen past. Ook de onderzijde wordt nu gelijk met de perronplaat gesneden Vervolgens kunnen we er aan beide zijden een muurplaat tegen lijmen. Ter afwerking van de muurplaat lijmen we bovenop nog een stripje styreen van 0,25 x 1mm, onderaan een styreenstrip van 0,5 x 3,2mm. Het bovenste stripje wordt in dezelfde kleur als het glaskader geverfd. De muur zelf schilderen we eerst baksteenrood, waarna we de voegen met sterk verdunde verf inwassen. Het onderste boordje krijgt een middelgrijze tint.

Nu ons muurtje nog plooibaar is kunnen we het plaatsen tussen de steunpalen. Met een drupje secondenlijm zorgen we voor een stevige verbinding, waarna we onze eerder gegoten banken kunnen plaatsen. Je kan deze banken op maat afkorten met een fijn zaagje. Als je eerst de banken tegen de muur zou lijmen zou het geheel te star worden om tussen de steunpalen in te passen.


Zulke banken hangen vast aan de muur, maar zijn nog extra gesteund door smeedijzeren hoekstukken. Deze kunnen we gemakkelijk namaken van een stripje messing, zoals datgene wat we na ons etswerk overhouden. Knip die zo’n millimeter breed, en plooi er vervolgens vormpjes uit zoals op de foto. Met een weinig secondenlijm kunnen deze steuntjes onder de banken bevestigd worden. Een likje zwarte verf geeft het messing steuntje zijn smeedijzeren uitzicht.

Onder een perronkap hoort er verlichting, en meestal zijn dit buislampen. Gelukkig hebben we elders beschreven hoe we die zelf kunnen namaken. Elk buislampje heeft een eigen serieweerstand nodig. Doorheen de voet van elke steunpaal boren we een gaatje, waardoor een stevige draad gevoerd wordt. Deze stroomdraden zullen ook dienen om de perronkap op het perron te bevestigen. De dikke draden kunnen fungeren als imitatieregenpijp.


We hebben nog wat attributen nodig: stationsnaamborden en perronborden. Voor deze laatste lijmen we aan een stukje L-vormig messingprofiel van 1,5x1,5mm twee stukjes 0,5mm dik styreen van 3 x 6mm. De L-balk en de bovenzijde van de plaatjes schilderen we betongrijs. Aan weerszijden van deze styreenstukjes kleven we perronnummers, die we vooraf met de printer afgedrukt hebben op zelfklevend papier. Eens ze goed op hun plaats hangen, kunnen we de randen bijsnijden en schilderen met een overeenkomende blauwe kleur. We gebruikten hiervoor “Bar Blue” van PolyScale

Het stationsnaambord is iets complexer om te construeren, omdat dit aan stangen wordt opgehangen. Voor die stangen gebruiken we 0,5mm dikke messingdraadjes, die we tussen stukjes 0,5mm-dik styreen van 4mm hoog kleven. Na het bijsnijden van het naambord kan ook hier de rand weer geschilderd worden. De stationsnaam zelf is uiteraard fictief, maar voldoet wel aan de stijlkenmerken van de NMBS. Voor diegene die zelf een naambord in H0 wil afdrukken: Het lettertype is 8-punts Arial bold, een wit 0,2mm breed kader er rond en dit op een blauwe “RGB 41-22-111” –achtergrond. Het bord hoort 4mm hoog te zijn.


Deze laatste attributen kunnen nu bevestigd worden aan het dak van de perronkap. Voor de perronnummers gaat dit eenvoudig met wat secondenlijm, voor het naambord kan je best eerst enkele kleine gaatjes boren in de draagbalk alvorens dit vast te lijmen.


Wat verwering zorgt tot slot voor een natuurlijker ogende kap. Hier werd enkel een eenvoudige washing met “Dirt” toegepast. Andere technieken zijn uiteraard ook mogelijk


Vooraleer de kap te plaatsen kan je best je perron al wat bevolken. Eventuele bovenleidingmasten kunnen nu ook door het dak gestoken worden, waarna het geheel met behulp van de messingdraden doorheen de voorgeboorde gaatjes langs onderen kan aangespannen worden.

Toegegeven, het was een hele klus, maar we hebben na deze inspanning een mooie perronkap naar Belgisch voorbeeld op onze baan. We kunnen ons voorstellen dat niet iedereen dit gaat nabouwen, maar hopelijk zit er in deze bijdrage dan toch nuttige tips voor andere projecten.

©2007 Gerolf Peeters - aangepast op 25.12.2007 Zie ook: perrons